Hoewel de chirurgen van de dienst Orthopedie op campus Sint-Jan in de laatste twee decennia de electieve orthopedie steeds verder uitbouwden, blijft de traumatologie de speerpunt van de dienst. De doorgedreven orthopedische subspecialisatie tilt de traumatologie naar een hoger niveau.
Efficiënt en kwalitatief
Binnen het ziekenhuis splitste de dienst Orthopedie zich in de jaren 60 af van Algemene Heelkunde. Dr. Pieter-Paul Vertongen vertrok als algemeen chirurg naar de Verenigde Staten om er een specialisatie-opleiding in de orthopedie te volgen. Hij ontpopte zich verder tot een visionair orthopedist en revalidatiearts en geldt als de oprichter van het traumatologisch centrum op campus Sint-Jan. Binnen de huidige dienst Orthopedie valt vooral de verregaande subspecialisatie in zeven verschillende subdisciplines op. Dit verhoogt de efficiëntie van de zorgverlening aanzienlijk en de patiënt vaart er kwalitatief wel bij: hoe vaker een chirurg eenzelfde ingreep uitvoert, hoe beter deze kan anticiperen op complicaties. Voor de chirurg zelf vertaalt dergelijk kwaliteitswerk zich in beroepsgenot.
Steeds een stap voor
De groep Orthopedie (Orthoclinic) telt achttien chirurgen, waarvan één deeltijds. Samen verwerken ze bijna 80.000 consultaties per jaar, verdeeld over twee ziekenhuizen, campus Sint-Jan en AZ Sint-Lucas Brugge, met vier satellieten, campus Sint-Franciscus Xaverius, de Orthoclinic, het Medisch Centrum Park Van Zuylen en de privaatpraktijk van prof. dr. Jean Goubau. Daarnaast verrichten ze nog klinische praktijk in het Penitentiair Centrum Brugge en het UZ Jette. Stuk voor stuk zijn ze lid van de wetenschappelijke kring rond hun eigen subdiscipline en – voetchirurgie uitgezonderd – maken ze daarin ook deel uit van het bestuur. Twee stafleden werken daarenboven voor het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) als expert rugchirurgie en expert traumatologie. Elk jaar staan negen assistenten en een tot twee fellows het specialistenteam bij. Gezien de orthopedisch chirurg focust op een veeleer technische zorgverlening, staat in de verpleegafdeling een zaalarts in voor de toediening van de algemene zorgen. Hoewel het orthopedistenteam het ruime spectrum van de discipline beoefent, blijft het vooral altijd een stap voor in de traumatologie. In de vorming van traumanetwerken laat het zich dan ook niet onbetuigd. Prof. dr. Frank Plasschaert gaf daarover zijn mening op het congres van de Belgische Vereniging voor Orthopedie en Traumatologie (BVOT) en in het tijdschrift ‘De Specialist’.1
Naar hoger niveau tillen
De versterking van de handgroep met dr. Bert Vanmierlo die een vooropleiding als plastisch chirurg volgde, tilde niet alleen de handchirurgie, maar de traumachirurgie in haar geheel naar een hoger niveau. Waar schade aan de weke delen voorheen vaak afwachtend werd benaderd, behoort de behandeling van de traumatologie van de weke delen met flapchirurgie en transplantatie van weefsel elders uit het lichaam nu tot de dagelijkse praktijk.
Vernieuwende aanpak
Ook in complexe bekkenchirurgie blinkt de dienst Orthopedie uit. Nog te vaak wordt hierbij geopteerd voor een conservatieve behandeling. Diverse bekkenfracturen, vooral anterieure collum- en anterieure wandfracturen en fracturen van de quadrilaterale plaat benadert de dienst Orthopedie op dit ogenblik via de anterieure weg, met de Rives-Stoppa-techniek. Dit is een minimaal invasieve, spiersparende techniek waarbij de chirurg op de schaamhaarlijn een incisie maakt van een tiental centimeter en de rectus abdominis spieren klieft op de linea alba. Zo kan deze via het interval tussen de blaas en het schaambeen de binnenkant van de pelvis bereiken. Waar de chirurg bij andere toegangswegen ook de grote bloedvaten, de nervus femoralis en bij mannen de ductus spermaticus op zijn weg vindt, vormt enkel de corona mortis hier nog een beduidend obstakelrisico. Deze toegangsweg bracht tot nog toe geen complicaties teweeg op campus Sint-Jan. Geopereerde patiënten genieten onmiddellijk stabiliteit en pijnvermindering. Ze kunnen bijgevolg meteen rechtop gezet worden, waardoor veel minder comorbiditeit optreedt. Zelfs een kleine verhoging in complicaties zou niet opwegen tegen de winst die deze techniek oplevert.
Eigen toegangsweg
Voor complexe tibiaplateaufracturen aan de posterolaterale zijde hanteren de kniechirurgen sinds 2011 eveneens een specifieke toegangsweg: de Lobenhoffer- of transfibulaire approach. Deze aanpak is vooralsnog geen gemeengoed in België en binnenkort publiceren ze de resultaten van 40 patiënten, de grootste reeks wereldwijd. Indien de letsels zich voornamelijk op de laterale zijde bevinden en meer posterieur, biedt de klassieke benadering via de anterolaterale zijde vaak een te beperkte expositie. De chirurg voert daarom twee osteotomieën uit: één aan de aanhechting van de iliotibiale band (tuberkel van Gerdy) en één aan de aanhechting van biscepspees en het lateraal-collateraal ligament (fibulakop). De patiënt wordt hiervoor in zijlig gepositioneerd. Dit geeft een goed zicht op het volledige lateraal complex en maakt het mogelijk het gewricht mooi op te krikken en te reconstrueren. Dergelijke breuken geven een verhoogd risico op artrose, dus een prothese zo lang mogelijk uitstellen is belangrijk. Hoe beter de anatomische reconstructie van het articulair oppervlak, hoe beter de patiënt op lange termijn zijn eigen gewricht kan bewaren. Uit de studie blijkt dat er tot op heden nog geen enkele patiënt geconverteerd werd naar artroplastie.
Innovatie
In maart 2018 plaatste de groep de eerste twee robotgeassisteerde knieprothesen. Daarbij brengt een navigatiesysteem de anatomische vorm van het gewrichtsoppervlak driedimensionaal in kaart en registreert het de bewegingsamplitude en de stabiliteit van het gewricht. Op basis van deze gegevens is tijdens de operatie een virtuele planning mogelijk van de plaatsing van de prothese en een prognose van het effect hiervan op de beweeglijkheid en de stabiliteit van het gewricht. Na goedkeuring gebeurt de preparatie van de botoppervlakken met een speciale frees, door de chirurg gehanteerd en gecontroleerd, maar aangestuurd door de robot met 3D-navigatie. Het ingebouwde veiligheidssysteem zorgt ervoor dat alleen het aangetaste gewrichtsoppervlak verwijderd wordt en laat het onderliggende gezonde bot met een precisie van minder dan een halve millimeter intact. De kniechirurgen zijn ervan overtuigd dat robotgeassisteerde chirurgie in de toekomst de standaard wordt, maar hoeden zich ervoor om deze innovatieve technologie routinegewijs bij alle ingrepen toe te passen. Meerwaarde is tot op heden nog niet aangetoond, maar ze zullen zeker hun steentje bijdragen tot de hiertoe vereiste bijkomende analyse, research en optimalisatie.
Bij de robotgeassisteerde plaatsing van een knieprothese zorgt het ingebouwde
navigatie- en veiligheidssysteem ervoor dat de chirurg alleen het aangetaste
gewrichtsoppervlak verwijdert en het onderliggende gezonde bot met een
precisie van minder dan een halve millimeter intact laat.
Doortastende aanpak
Nog een stokpaardje van de dienst Orthopedie is de innovatieve aanpak van complexe fracturen in de schoudergordel. Zo is er de ontwikkeling van specifieke operatietechnieken en implantaten voor proximale humerusfracturen, sommige nog in het experimentele stadium. Voorts is er bijvoorbeeld in de behandeling van schouderinstabiliteit een eigen modificatie van een gevalideerde techniek: bij de Latarjet-procedure transponeert de chirurg niet langer de volledige processus coracoïdeus en gebruikt deze kleinere schroeven zonder schroefkop. De verwachtingen zijn dat deze modificatie minder biomechanische nadelen en minder ‘hardware’ complicaties zal hebben. De publicaties van deze technieken zijn hangende. Ook de overschakeling van radioscopische reconstructie van een polsfractuur naar artroscopisch geassisteerde ingrepen vormt een belangrijke stap voorwaarts. Omdat de chirurg te allen tijde zijn visuele referenties behoudt, levert dit een optimale articulaire reconstructie op.
Sterke reputatie
Campus Sint-Jan huisvest een gereputeerd Handcentrum dat een zeer brede regio bedient, met twee door de Federation of European Societies for Surgery of the Hand (FESSH) erkende handchirurgen. Een derde specialist zal deze Europese opleiding eveneens volgen. Patiënten kunnen er permanent rekenen op medische bijstand door een gediplomeerd microchirurg. Wat de reputatie van het Handcentrum mee hielp opbouwen? De steeds sterkere specialisering binnen de handrevalidatie, de wondzorg- en de hospitalisatieverpleegkunde. Het centrum spitst zich trouwens niet enkel toe op acute zorg, maar biedt ook gespecialiseerde nazorg. Een van de chirurgen volgde onder meer een fellowship in Spanje om zich bij dr. Francesco del Pinal de finesses van transplantatiechirurgie eigen te maken. De grote teen als duim inzetten, bijvoorbeeld, een techniek die in België vooralsnog geen frequente toepassing kende.
Samen verwerken de achttien chirurgen van de groep Orthopedie jaarlijks bijna 80.000 consultaties.
Uitgesproken leergierig
De dienst Orthopedie is heel actief op studiegebied, zowel prospectieve als retrospectieve, experimentele en kadaverstudies. Met meer dan 10.000 heelkundige procedures per jaar kan deze gebruikmaken van grote patiëntenpopulaties voor retrospectieve studiedoeleinden. De vruchtbare samenwerking met de verschillende universiteiten faciliteert de toegang tot kadaverlaboratoria, waar experimentele studies worden verricht. De dienst zet ook prospectieve studies op, al dan niet in samenwerking met universitaire centra. Zo loopt actueel bijvoorbeeld, in samenwerking met een Leuvense ingenieur, een experimentele studie naar thermo-ablatie van de slijmbeurs rond de elleboog: een spoeling met warm water die de slijmbeurs doet ‘dichtklappen’. Waar de klassiek-chirurgische behandelingen risico’s op wondproblemen of besmettingen inhouden, zou deze zeer eenvoudige techniek die onder lokale anesthesie kan toegepast worden veel problemen kunnen voorkomen. Het geheel van deze activiteiten resulteerde tussen 2015 en heden in niet minder dan 27 A1-publicaties.
Instructieve ingesteldheid
De opgedane kennis delen de orthopedisten graag met anderen. Meerdere stafleden treden op als professor of consulent aan Brusselse en Vlaamse universiteiten en hogescholen en zowel studenten algemene geneeskunde als podologie vinden op de dienst een erkend stagemeester. Op regelmatige basis geven ze voordrachten op internationale congressen, onder meer van de BVOT, de American Academy of Orthopaedic Surgeons (AAOS), de Lyon Advanced International Wrist Meeting, de FESSH, de International Society of Orthopaedic Centers (ISOC), de European Federation of National Associations of Orthopaedics and Traumatology (EFORT). Campus Sint-Jan is bovendien ook een populaire bestemming voor fellowships. Er zijn continu een tot twee fellows present, afwisselend voor schouder, trauma, hand, knie, heup en pediatrie. In 2016 deden zelfs twee Australische travelling fellows, uitgezonden via de Société Européenne de chirurgie de l’Épaule et du Coude (SECEC) het ziekenhuis aan en om de anterieure approach naar het heupgewricht aan te leren kwamen er al specialisten vanuit Iran en Zuid-Afrika langs. Sinds 2017 is er ook een samenwerking om travelling fellows te ontvangen van de ESSKA (European Society of Sports Traumatology, Knee Surgery and Arthroscopy).
Brede bijscholing
In de organisatie van bijscholingsactiviteiten toont de dienst Orthopedie zich net zo goed geëngageerd. Naast de wetenschappelijke kadavercursussen waar collega-orthopedisten van binnen- en buitenland aan deelnemen, zijn er initiatieven naar huisartsen, verplegend personeel en paramedici toe. Het collectief Orthoclinic Brugge organiseert jaarlijks een symposium en licht driemaandelijkse diverse orthopedische topics toe voor huisartsen. Intern wordt tweemaal per jaar een technische dag ingericht voor de instrumenterende verpleegkundigen en gipsmeesters. Ook de bijscholing voor kinesisten die tweemaal per jaar plaatsvindt, kent een uitgesproken succes.
Georganiseerde multidisciplinaire zorg
De dienst Orthopedie schrijft volop klinische paden uit. Georganiseerde zorg in een wetenschappelijke samenwerking, administratief onderbouwd door een degelijke databank en ondersteund door een multidisciplinair team is standaard. Met een team dat een gespecialiseerde wondzorgverpleegkundige met bijzondere interesse in de schouderpathologie, gespecialiseerde instrumenterende verpleegkundigen in de prothesiologie en arthroscopische technieken, anesthesisten met bijzondere bekwaamheid in locoregionale anesthesie en een kinesitherapeut gespecialiseerd in schouderrevalidatie omvat, vormt de schouderkliniek hier een mooi voorbeeld van. Er loopt ook een Europees pilootproject voor schouder- en knieprothesen. Het ‘Care for Today’ zorgtraject wil elke stap binnen de knie- en schouderprothese-aanpak multidisciplinair structureren en linken met ‘patient related outcome measurements’ (PROMs) om zowel de stadia van de klinische evolutie op te volgen als hoe de patiënt zich subjectief voelt. Dit pilootproject zou als referentie dienen voor andere centra.
Een nieuw elan
Waar de dienst Orthopedie op campus Sint-Jan heen wil? Op dit ogenblik telt de polikliniek negen consultatieruimten en een gipskamer met vier posities, maar deze is in 2018 aan renovatie en uitbreiding toe. Om te kunnen voldoen aan een patiëntvriendelijke aanpak en de flow van ruim 42.000 consultaties correct te verwerken, mikken ze op zestien consultatieboxen en zes gipskamerposities. Zijn verpleegeenheid hoopt de dienst Orthopedie naar de 21ste eeuw te brengen aan de hand van een orthopedic floor. Idealiter coveren ‘dedicated’ orthopedische verpleegkundigen op deze afdeling het volledige spectrum van dagverblijf over kortverblijf naar langverblijf en ortho-geriatrie. Orthopedische heelkunde is hoofdzakelijk reconstructief. Deze patiënten horen bijgevolg niet thuis in een zogenaamde ‘ziekenboeg’. Ze hebben een sfeer nodig die hen motiveert voor herstel en uitstraalt dat ze opnieuw valide het leven zullen kunnen verderzetten.