Een paar jaar na de Richterse transformatie van haar chronisch lymfatische leukemie (CLL) tot een diffuus grootcellig lymfoom (DL-NHL) start de hematoloog bij een 86-jarige patiënte ibrutinib op. Hoewel ze geen klachten heeft, blijkt haar kaliumconcentratie bij een bloedafname een maand later van 5,3 tot 10,1 mmol/L gestegen te zijn.
Een vrouw van 86 jaar kreeg in 2005 de diagnose van CLL. In 2014 transformeerde haar ziekte tot een meer aggressieve maligniteit (Richterse transformatie) en ontwikkelde ze een DL-NHL. Wegens progressieve ziekte besloot haar hematoloog een maand voor haar laatste consultatie ibrutinib op te starten.
Volgens de bijsluiter van het medicijn is bij ongeveer driekwart van de behandelde patiënten met CLL een reversibele toename in het aantal lymfocyten waar te nemen. Op de laatste consultatie van deze patiënt bedraagt het aantal witte bloedcellen niet alleen 260×109/L (96 % lymfocyten), maar is de kaliumconcentratie in haar bloed ook 10,1 mmol/L (afname via lithium-heparinebuis, referentiewaarde 3,4 – 4,5 mmol/L). De patiënt vertoont nochtans geen bijzondere symptomen. Ze heeft wel een licht verhoogd LDH-gehalte.
In de historiek van haar laboresultaten ziet de arts dat haar kalium vorige maand 5,3 mmol/L bedroeg, maar toen waren haar witte bloedcellen 114×109/L. Voor de zekerheid volgt een herbepaling van de kaliumconcentratie: deze ligt even hoog als de eerste meting.
Wat lijkt de beste optie?
- a) Onmiddellijk een behandeling met insuline/glucose starten om de hyperkaliëmie te behandelen.
- b) Veronderstellen dat deze hoge kalium wel aan de hemolyse te wijten zal zijn, aangezien de patiënt geen klachten heeft, en haar naar huis sturen.
- c) Onder andere rasburicase opstarten omdat het duidelijk om een tumorlysissyndroom gaat.
- d) Op basis van een vermoeden van pseudohyperkaliëmie naar het labo bellen met de vraag of deze kaliumwaarde wel klopt.
- e) Vanuit het vermoeden dat de ibrutinib interfereert met de meting van kalium op het toestel bellen naar het labo om een oplossing te vinden.