In oktober 2006 organiseerde de Dienst Anesthesiologie een symposium over de langetermijneffecten van anesthesie. Dit thema kan geneesheer noch patiënt onberoerd laten. Anesthesiologen hebben zich altijd bekommerd om de onmiddellijke peroperatieve morbiditeit en mortaliteit. Nu verruimen we echter de horizon.
De predictoren van peroperatieve mortaliteit kunnen onderverdeeld worden in drie grote groepen: de patiënt met zijn comorbiditeit, de chirurgische ingreep op zich en het anesthesiologisch beleid. Wat de laatste groep predictoren betreft, vermoedt men dat 1 op de 250.000 overlijdens rechtstreeks te wijten is aan anesthesie. Het betreft voornamelijk hypoxie, veroorzaakt door intubatie- en ventilatieproblemen. Bovendien liggen technische en humane tekortkomingen dikwijls mee aan de basis van deze strikt anesthesiegebonden mortaliteit. Maar dat de anesthesie-gerelateerde mortaliteit momenteel 1 op 250.000 is, betekent toch dat anesthesie een ongekend veiligheidsniveau heeft bereikt. Het blijft echter moeilijk om een rechtstreeks verband aan te tonen tussen anesthesie, mortaliteit en morbiditeit. Veel post-operatieve overlijdens zijn namelijk multifactorieel bepaald en gebeuren niet in het operatiekwartier maar op intensieve zorgen.
De anesthesieveiligheid is er de laatste decennia sterk op vooruitgegaan. De implementatie van een aantal peroperatieve strategieën, bijvoorbeeld peroperatieve monitoring, heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. Denken we maar aan de monitoring van fysiologische parameters zoals EKG-registratie, bloeddrukmeting, capnometrie, O2 -saturatiemeting, registratie van de lichaamstemperatuur, neuromusculaire monitoring, meten van in- en expiratoire gasconcentraties, transoesophageale echocardiographie, meten van de hypnotische componenten van anesthesie of anesthesiediepte. Naast de monitoring van al die fysiologische parameters zijn er ook farmacologische interventies mogelijk die het resultaat gunstig beïnvloeden, bijvoorbeeld beta-blokkers, statines, alfa-agonisten, Ca 2+ -kanaal blokkers, strikte glycemiecontrole, bepaalde anesthetica en een geoptimaliseerd analgetisch beleid.
Recent verschenen er in de literatuur artikels waarin aangetoond werd dat er een correlatie (géén causaal verband) is tussen cumulatieve diepe anesthesietijd én éénjaarsoverleving. Daarbij was het overlijden voornamelijk te wijten aan maligniteiten en cardiovasculaire pathologie. Een andere onafhankelijke predictor van éénjaarsoverleving blijkt intraoperatieve systolische hypotensie te zijn. De anesthesioloog wordt nu wel zeer duidelijk geconfronteerd met de mogelijkheid dat zijn anesthesiologisch handelen een langetermijneffect kan hebben op het welzijn van de patiënt. De pathofysiologie die aan de grondslag ligt van deze correlatie is nog niet ontrafeld, maar er wordt gezocht in de richting van een door anesthesie geïnduceerde verandering in de inflammatoire respons van de patiënt. Inflammatie is gelinkt aan de pathogenese van atherosclerose, maligniteiten en de ziekte van Alzheimer. Nochtans worden anesthetica, en zeker volatiele anesthetica, beschouwd als attenuatoren van de inflammatoire respons op de chirurgische stress, zodat hen een beschermend effect kan worden toegeschreven. Blijkbaar bestaat momenteel dus enige verwarring en zelfs tegenspraak over het effect van anesthetica.
Zo ook is er volgens sommige auteurs steeds meer experimentele evidentie dat anesthetica op lange termijn nadelige effecten kunnen hebben op het centrale zenuwstelsel. Dit kan onder meer resulteren in post-operatieve cognitieve dysfunctie, verlengde amnesie en een verstoord slaap-waak ritme. Sommige anesthetica zouden zelfs het amyloïd proteïne doen toenemen en op die manier interferen met de pathogenese van de ziekte van Alzheimer. Volatiele anesthetica zouden oligomerisatie van proteïnen in het centrale zenuwstelsel kunnen uitlokken en zo een dementieel beeld doen ontwikkelen. Ook chronische vermoeidheid, chronische pijn en apoptose worden in verband gebracht met anesthesie.
De eerste gegevens zijn preliminair en observationeel, maar vooral ook behoorlijk provocatief. Dat is waarschijnlijk de reden waarom er zoveel aandacht aan besteed wordt. Indien het anesthesiebeleid inderdaad belangrijke gevolgen heeft op lange termijn, komt het professioneel handelen van de anesthesioloog in een heel ander daglicht te staan en betekent dit een nieuwe uitdaging voor de toekomst.
Het symposium had tot doel de anesthesiologen voor dit gegeven te sensibiliseren. Er komen immers veel vragen bovendrijven en eenduidige antwoorden zullen nog een tijdje uitblijven. Op de vraag of anesthesiologen nu hun praktijkvoering moeten bijsturen is het antwoord duidelijk: neen. Voorlopig althans, want waakzaamheid blijft geboden…