Skip to content

Voorwoord azlink 45

Editie 45 - Sep 2020

De vakantie is achter de rug. Het beeld dat me bijblijft is dat van maskers in het straatbeeld, op de zeedijk, in de cafés en restaurants, in de winkels … Wanneer je in de zomer van vorig jaar had verteld dat we twaalf maanden later allemaal met een mondmasker zouden rondlopen, dan werd je ongetwijfeld voor gek verklaard. Toch is dit vandaag een feit. Eigenaardig hoe snel het leven van ons allemaal, hoe snel onze maatschappij ernstig veranderd is en dit door toedoen van een piepklein virusje. Het getuigt anderzijds ook van onze wendbaarheid, ons aanpassingsvermogen en onze strijdlust om deze pandemie te lijf te gaan. We doen er samen – wetenschappers, clinici, zorgmedewerkers, beleidsmakers, jij en ik – alles aan om deze ziekteverwekker in de kiem te smoren. Hopelijk slagen we er snel in om via een vaccin onze afweer de weg te tonen om het beest(je) definitief te bedwingen.

Toen ik op m’n vroege ochtendwandeling in Brugge een oud-collega ontmoette en begroette met de standaardvraag “Hoe gaat het ermee?”, kreeg ik niet het verwachte standaardantwoord: “Alles gaat goed, het leven kabbelt rustig verder en ik geniet van m’n pensioen”. De collega had net bijzonder slecht nieuws gekregen over z’n persoonlijke gezondheidstoestand. Door zo’n zwaard van Damocles krijgt het leven en je eigen beleving van dat leven een heel andere invulling, met een heel ander perspectief. Je toekomst en de plannen die je had, worden van het ene moment op het andere weggespoeld. Je wereld staat plots helemaal stil. Behoorlijk geschrokken en aangedaan door het verhaal van de collega heb ik me even op een bankje gezet. Niet dat ik de betrokkene goed heb gekend, niet dat we bevriend zijn, noch nabije of verre familie van elkaar. Toch grijpt dit verhaal me aan. M’n eerste gedachte was er een van medeleven, in m’n tweede gedachte was ik blij met de ‘anderhalve meter’ afstand tussen ons. Het spijt me dat dit cru overkomt, maar die anderhalve meter maakte op dat ogenblik een wereld van verschil. Het ene lijf eerder gezond (laat ons hopen), het andere getroffen door een ernstige ziekte. Ik was opgelucht dat het niet omgekeerd was. Erg hè, dat dit soort gedachten bovenkomt. Toch is het besef er wel degelijk dat ook je eigen leven van de ene op de andere seconde kan omgegooid worden. En dat besef maakt je kwetsbaar, temeer omdat je dit zelf niet onder controle hebt, niet zelf kunt bepalen. Oh, zeker, een gezonde levensstijl, veel sporten, weinig stress, verantwoorde voeding … het wordt ons vandaag allemaal voorgeschoteld als de heilige graal om kwaaltjes en ziekten te vermijden. Nieuwe stigmata liggen klaar voor diegenen die te dik zijn volgens de recente maatschappelijke maatstaf en niet aan die nieuwe normen kunnen voldoen. Een schrale troost misschien: je kan ernstige ziekten niet vermijden, welke levensstijl je ook probeert op te leggen. Het verhaal van de collega is hiervan de spijtige bevestiging.

Toen ik hem een paar dagen later opnieuw tegenkwam op m’n ochtendwandeling was het met enige schroom dat ik naar zijn gemoedstoestand polste. Het antwoord was tegelijk verrassend en hoopgevend. Met veel strijdlust deelde hij mee dat er een uitgebreide screening en staging had plaatsgevonden, dat er biopsies genomen waren op basis waarvan er een gericht therapeutisch plan was opgemaakt. Hoewel het om een zeer zware behandeling gaat, was er opnieuw hoop en wat toekomstperspectief.

Van de mondmaskers als een maatschappelijke reactie tegen een dreiging van een viruspandemie naar een persoonlijk verhaal van een intern pernicieus ziekteproces. Beide verhalen hebben de weerbaarheid, de wendbaarheid en de strijdlust van ons als persoon gemeen. Het persoonlijke aanpassingsvermogen dat leidt tot een maatschappelijke wendbaarheid. Een hoopgevende gedachte in deze toch wel bijzondere tijden.

Veel leesgenot

Hans Rigauts
Algemeen directeur