Skip to content

PET/CT: het beste uit twee werelden

Editie 8 - Jan 2016

In maart 2004 werd in Kortrijk het PET Centrum West-Vlaanderen opgericht. Dit is een samenwerking tussen drie ziekenhuizen (AZ Sint-Jan AV Brugge, Heilig Hart Ziekenhuis Roeselare en AZ Groeninge Kortrijk), die samen het eerste PET/CT toestel van West-Vlaanderen in gebruik namen.

 

x

Figuur 1:PET/CT bij de stadiëring van een patiënt met Hodgkin-lymfoom. Transversale CT (a), PET (b), PET-CT (c) en coronale 3D-PET reconstructie (d) wijzen op de aanwezigheid van klieren in de posterieure halsdriehoek links supra- tot infraclaviculair en links axillair.

Een PET/CT toestel combineert de voordelen van positron emissietomografie (PET) met die van computer tomografie (CT). Met een PET scan wordt het metabolisme van lichaamscellen in beeld gebracht. Hiertoe krijgt de patiënt intraveneus een kleine hoeveelheid fluorodeoxyglucose (FDG) toegediend. Dit is glucose waaraan een licht radioactief fluoratoom gebonden is. Aangezien lichaamscellen glucose opnemen als energiebron, kunnen ze via het radioactieve fluor zichtbaar gemaakt worden met de PET camera. Snel delende en groeiende kankercellen, maar ook inflammatoire en infectieuze processen, hebben veel glucose nodig en vertonen dus een sterke stapeling van de radioactieve stof. De resulterende scan toont dan ook donkere zones op alle plaatsen waar hypermetabole cellen aanwezig zijn, bijvoorbeeld in primaire tumoren en/of metastasen.

Een nadeel van de PET scan is dat hij geen scherpe anatomische informatie geeft, waardoor het moeilijk is een kleine hypermetabole haard exact in het lichaam te lokaliseren. Daarom wordt de PET scan doorgaans gecombineerd met een CT scan, die door middel van röntgenstraling gedetailleerde dwarsdoorsneden van het lichaam maakt. Vroeger werden beide onderzoeken afzonderlijk uitgevoerd, wat betekende dat de patiënt telkens op een andere manier op de onderzoekstafel gepositioneerd werd. Daardoor was er geen exacte overeenstemming tussen PET en CT beelden mogelijk. Bij een PET/CT onderzoek worden beide scans gelijktijdig uitgevoerd, waardoor alle lichaamsstructuren op exact dezelfde plaats afgebeeld worden. PET informatie kan in kleurcode weergegeven worden bovenop CT informatie, zodat anatomische en metabole informatie tegelijk beoordeeld kan worden.

 

x

Figuur 2:Sagittale CT (a), PET (b), PET-CT (c) en coronale 3D-PET reconstructie (d) wijzen op de aanwezigheid van multipele hypermetabole haarden in de wervels en het sternum.

De belangrijkste indicaties voor een PET/CT scan zijn stadiumbepaling van tumoren, opsporing van metastasen, opvolging van de behandeling en opsporing van tumorresten of tumorrecidief. Toch is een PET/CT scan niet bij alle tumortypes zinvol, omdat sommige tumoren minder gretig FDG opnemen, zoals onder andere het lobulair borstcarcinoom, het broncho-alveolair celcarcinoom en het hypernefroom (‘niet-FDGavide tumoren’).

Voor andere tumoren kan de detectie van FDG dan weer gemaskeerd worden door de aanwezigheid van FDG via fysiologische opname en excretie. Een FDG-capterend blaascarcinoom, bijvoorbeeld, kan volledig onzichtbaar blijven door de aanwezigheid van een grote hoeveelheid geëxcreteerde FDG in de urine.

Andere tracers die voornamelijk via de lever geklaard worden (bv. koolstofmethionine of -choline) zullen hier in de toekomst mogelijk een oplossing voor bieden.

Huidige door het RIZIV terugbetaalde indicaties van PET onderzoeken

1. Geïsoleerde longnodule van onbekende aard
2. Vermoeden van recidief of residuele massa in de hersenen, mond en farynx
3. Opstelling van staging bij

  • longtumor (niet-kleincellig)
  • slokdarmgezwel
  • pancreasgezwel
  • maligne melanoom vanaf stadium IIc (AJCC-classificatie)
  • lymfoom van intermediaire of hoge gradinglongtumor (niet-kleincellig)

4. Vermoeden van recidief of residuele massa bij: (*)

  • maligne melanoom
  • longtumor (niet-kleincellig)
  • colorectale tumor
  • pancreastumor
  • ovariumtumor

5. Evaluatie van myocardviabiliteit
6. Lokalisatie van epileptogene haard met het oog op heelkunde

(*) voor dezelfde pathologie en indicatie bij dezelfde patiënt:
• Max. één onderzoek per 12 maanden, tenzij bij duidelijkemotivatie (te vermelden in het dossier)
• Gedurende 12 maanden geen cumulatie met medische beeldvorming (echo, MRI, CT) en andere scintigrafische onderzoeken, tenzij bij
duidelijke motivatie (te vermelden in het dossier)

 

 

Geschreven door Meer auteurs

Verwant

Geen publicaties beschikbaar...
Geen podcAZt beschikbaar...
Geen media beschikbaar...
Geen gepland event beschikbaar...